Gebied: Zuidwesten van de Verenigde Staten
Lengte : max. 85 cm (mannetjes zijn kleiner)
Voedsel: muizen, jonge ratten en amfibieën
Nederlandse naam: Haakneus
Deze soort heeft zijn naam te danken aan zijn uiterlijk. Haakneuzen hebben een grote naar boven gerichte schub op hun neus. Het zijn apistoglieve slangen, het gif is niet dodelijk maar kan een lichte pijn en een gezwollen vinger opleveren. Het zijn klein blijvende slangen. Een klein terrarium met wat schuilplekken voldoet. Haakneuzen hebben soms een wisselend eetlust. Vrouwtjes worden groter en dikker dan mannetjes. Ze lijken op rattelslangen (trillen van de staart). Dit werkt soms in hun voordeel maar soms ook in hun nadeel.
Verzorging: Het dier stelt geen bijzonder eisen. De temperatuur is overdag rond de 30 graden en daalt ‘s nacht tot 18 graden. Als bodemsubstraat gebruik ik houtvezel. Ze mogen er graag in woelen. Een klein terrarium voldoet in verband met hun grootte. Je kunt wat kunstplantjes gebruiken of een stukje kienhout. Een klein waterbakje maakt het geheel compleet.
Voortplanting: Een winterrust (afkoeling van enkele graden) in de maanden november, december en januari is aan te raden. Ze paren in het voorjaar en leggen tot maximaal 15 eieren. Het uitbroeden geschiedt op/in vochtig vermiculite. De incubatietijd is 50 dagen bij 28/29 graden. De jongen zijn soms lastig aan het eten te krijgen. Ze willen dan geen muizen maar wel amfibieën (kikkers). Later stappen ze wel over naar muizen.